Pieter Aertsen, genaamd ‘Lange Peter’ (Nederland 1508 - 1575), Slagerstal met de Vlucht naar Egypte, olieverf op paneel 124 x 169 cm. (1551). Museum Gustavianum, Uppsala, Zweden
Soms schijnt kunst heel dicht bij het leven van alledag te staan. Zo zou je zeggen dat Aertsen’s indrukwekkende uitstalling van vlees, gevogelte en vis een toonbeeld is van overvloed, en ben je geneigd te denken dat het leven goed was in 1551. Is het een stilleven of een scène uit het dagelijks leven? Op het schilderij zijn koe en varken —vakkundig ontleed— en kippen, een in doek gewikkelde kaas, op een stok geregen gerookte bokkingen, droge worsten en metworst, varkenspoten, krakelingen, een flinke dot boter, en een schaal gestold vet waaruit een hap is genomen.… De tuin ligt bezaaid met mosselschalen en serviesgoed en we zien een slachthuis op de achtergrond; rijkdom alom, maar let op de gaten in het dak van de poort. Via een doorkijkje in het middendeel zien we Jozef die de ezel leidt en Maria met met Jezus in de armen die aalmoezen uitdeelt aan bedelaars —een grot contrast met wat er in de voorgrond is te zien.
Is het een ‘nature morte’, de 16e eeuwse benaming van taferelen van levensloze voorwerpen, een stilleven? Stillevens hoorden net als landschap en dieren tot de laagste rang der ‘Schilderkonst’, het historiestuk tot het hoogst streefbare voor een schilder. Waarom? Omdat volgens de toen heersende intellectuele opvatting de mens het hoogtepunt was van Gods schepping.
Vroege stillevens toonden vaak markt- en keukenscènes, een aanwijzing dat de maatschappij economisch aan het veranderen was. De traditionele feodale ruileconomie was zich aan het ontwikkelen tot een handelseconomie waarin het kopen en verhandelen van producten de basis vormde. Antwerpen was in de 16e eeuw het handels- en bankierscentrum van het Europese vasteland. Aertsen woonde een tijdlang in Antwerpen, en was de eerste die het ‘recept’ voor Bijbelse scènes geheel omgooide. Waar zijn voorgangers het stilleven een klein hoekje op het doek gaven, domineert het hier de voorgrond. Hij maakte stillevens lang voordat die term in het Laaglandse kunstcircuit in zwang raakte, en werd voorloper van een lange en grote Nederlandse traditie, en is wat dat betreft van even groot belang voor de 16e eeuwse schilderkunst als Breughel.
dinsdag 29 juni 2010
Johan Dijkstra
Johan Dijkstra (Nederland 1896 –1978) Boer met varkens, potlood 23 x 40 cm
Dijkstra geldt als een van de belangrijkste Groninger kunstenaars van de twintigste eeuw. Met Jan Altink was hij in 1918 oprichter van Groninger Kunstkring De Ploeg. Enkele jaren later gaf hij zich over aan het Expressionisme, volgens critici niet met overweldigend succes. In 1926 werd hij leraar bij een tekenvereniging van Groninger studenten, werk dat hem ruimte gaf vrij te zijn om te schilderen en beeldhouwen. Hij schilderde beelden van het Groninger plattelands- en stadsleven en portretten van de Ploegleden en vanaf 1930 stortte hij zich op de monumentale kunsten, maakte een muurschildering in het stadhuis van Groningen en leerde van Duitse glasschilders de techniek van het brandschilderen. Zijn eerste grote monumentale opdracht van voor de Tweede Wereldoorlog was het vervaardigen van de ramen voor de aula van de Rijksuniversiteit. Na de oorlog volgden glasopdrachten in Dordrecht voor de Grote Kerk, Coevorden en voor de Geertekerk in Utrecht. Hij ontwierp hij mozaïeken voor Manchester en Malmö en nam hij deel aan tentoonstellingen van De Ploeg in New York, Oldenburg en de Biënnale van Venetië. Zijn laatste levensjaren waren niet de gelukkigste. Na het overlijden van zijn vrouw Marie stokte zijn productie en zwierf wat rond door de straten van Groningen. Als kunstrecensent voor het Nieuwsblad van het Noorden werd hij steeds feller, wat hem vriendschappen kostte.
Deze potloodtekening laat de hem op zijn best zien, krachtig en aards. Het heeft ook een nostalgische kant, de boer te midden van zijn varkens, voer uitgietend in de voedertrog. In de emmer zat het ‘swill-voer’, afvalresten van menselijk eten zoals aardappels, spoeling uit de jeneverindustrie, karnemelk en wei, afval van de kazenmakerij. Dat alles werd tot een brij gekookt in de ‘swienepot’, een reusachtige kookpot die in het stookhok stond, een losstaand bijgebouw bij de boerderij. Later werd swill-voer om hygiënische redenen verboden omdat toegevoegd vleesafval tot trichinenbesmetting kon leiden, een voor mensen dodelijke ziekte. Ook de huisslacht is tegenwoordig verboden.
Dijkstra geldt als een van de belangrijkste Groninger kunstenaars van de twintigste eeuw. Met Jan Altink was hij in 1918 oprichter van Groninger Kunstkring De Ploeg. Enkele jaren later gaf hij zich over aan het Expressionisme, volgens critici niet met overweldigend succes. In 1926 werd hij leraar bij een tekenvereniging van Groninger studenten, werk dat hem ruimte gaf vrij te zijn om te schilderen en beeldhouwen. Hij schilderde beelden van het Groninger plattelands- en stadsleven en portretten van de Ploegleden en vanaf 1930 stortte hij zich op de monumentale kunsten, maakte een muurschildering in het stadhuis van Groningen en leerde van Duitse glasschilders de techniek van het brandschilderen. Zijn eerste grote monumentale opdracht van voor de Tweede Wereldoorlog was het vervaardigen van de ramen voor de aula van de Rijksuniversiteit. Na de oorlog volgden glasopdrachten in Dordrecht voor de Grote Kerk, Coevorden en voor de Geertekerk in Utrecht. Hij ontwierp hij mozaïeken voor Manchester en Malmö en nam hij deel aan tentoonstellingen van De Ploeg in New York, Oldenburg en de Biënnale van Venetië. Zijn laatste levensjaren waren niet de gelukkigste. Na het overlijden van zijn vrouw Marie stokte zijn productie en zwierf wat rond door de straten van Groningen. Als kunstrecensent voor het Nieuwsblad van het Noorden werd hij steeds feller, wat hem vriendschappen kostte.
Deze potloodtekening laat de hem op zijn best zien, krachtig en aards. Het heeft ook een nostalgische kant, de boer te midden van zijn varkens, voer uitgietend in de voedertrog. In de emmer zat het ‘swill-voer’, afvalresten van menselijk eten zoals aardappels, spoeling uit de jeneverindustrie, karnemelk en wei, afval van de kazenmakerij. Dat alles werd tot een brij gekookt in de ‘swienepot’, een reusachtige kookpot die in het stookhok stond, een losstaand bijgebouw bij de boerderij. Later werd swill-voer om hygiënische redenen verboden omdat toegevoegd vleesafval tot trichinenbesmetting kon leiden, een voor mensen dodelijke ziekte. Ook de huisslacht is tegenwoordig verboden.
Herman Gordijn
Herman Gordijn (Nederland 1932) – Leidsestraat, olieverf
Volgde van 1950 tot 1955 zijn opleiding aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten n Den Haag. Gordijn was in de jaren ‘60 en ‘70 naast schilder en graficus ook productief als decor- en kostuumontwerper voor toneelgezelschappen. Van 1969 tot 1987 doceerde hij aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Bij het grote publiek raakte zijn naam bekend door de monumentale portretten die hij maakte van o.a. H.M. Koningin Beatrix, actrice Charlotte Köhler en acteur Ton Lutz. Dat er over hem en zijn werk meerdere boeken en documentaires verschenen heeft daar toe bijgedragen.
in ‘Binnenste Buiten’ schreef Gordijn: ‘Het is vreselijk hoe de mensen met dieren omgaan. Dat besefte ik al als kind. Ik ruik nog de geur van zaagsel en bloed van de slagerijen uit mijn jeugd.”
In ‘Leidsestraat’ gaf hij uitdrukking aan dat gevoel. Het is een aanklacht tegen de bio-industrie, en toch ook gaat er een intrigerende, esthetische werking van uit.
Volgde van 1950 tot 1955 zijn opleiding aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten n Den Haag. Gordijn was in de jaren ‘60 en ‘70 naast schilder en graficus ook productief als decor- en kostuumontwerper voor toneelgezelschappen. Van 1969 tot 1987 doceerde hij aan de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Bij het grote publiek raakte zijn naam bekend door de monumentale portretten die hij maakte van o.a. H.M. Koningin Beatrix, actrice Charlotte Köhler en acteur Ton Lutz. Dat er over hem en zijn werk meerdere boeken en documentaires verschenen heeft daar toe bijgedragen.
in ‘Binnenste Buiten’ schreef Gordijn: ‘Het is vreselijk hoe de mensen met dieren omgaan. Dat besefte ik al als kind. Ik ruik nog de geur van zaagsel en bloed van de slagerijen uit mijn jeugd.”
In ‘Leidsestraat’ gaf hij uitdrukking aan dat gevoel. Het is een aanklacht tegen de bio-industrie, en toch ook gaat er een intrigerende, esthetische werking van uit.
Hendrik de Vries
Hendrik de Vries (Nederland 1896 - 1989) – Grotesque, penseeltekening 22 x 34,5 cm (ca. 1930-35)
Dichter en schilder de Vries publiceerde zijn gedichten in het literaire tijdschrift Het Getij. Hij was een vroege surrealist, antiburgerlijk ingesteld en lid van de Groninger schildersgroep ‘De Ploeg’. In zijn poëzie speelde het onderbewuste speelde een cruciale rol. Veel van zijn inspiratie deed hij op in Spanje en was zo in de Spaanse cultuur verdiept geraakt, dat hij veel gedichten (met name copla's) in het Spaans schreef.
Ter gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag werd door de gemeente Groningen de Hendrik de Vriesprijs, een literatuurprijs, ingesteld. De Vries was zelf de eerste die deze prijs in ontvangst mocht nemen.
In het beeldende werk van de Vries spelen sprookjes, nachtmerries, onheil en fascinatie voor zigeunermeisjes een grote rol. In deze tekening zijn al deze elementen verenigd: jonge meisjes die een viriel mannelijk varken berijden met een enorm geslachtsdeel dat menselijk van vorm is. De tekening vertoont gelijkenis met Roodkapje, in dat onschuldige meisjes uit moeten kijken voor het mannelijk beest dat hen wil verslinden.
Dichter en schilder de Vries publiceerde zijn gedichten in het literaire tijdschrift Het Getij. Hij was een vroege surrealist, antiburgerlijk ingesteld en lid van de Groninger schildersgroep ‘De Ploeg’. In zijn poëzie speelde het onderbewuste speelde een cruciale rol. Veel van zijn inspiratie deed hij op in Spanje en was zo in de Spaanse cultuur verdiept geraakt, dat hij veel gedichten (met name copla's) in het Spaans schreef.
Ter gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag werd door de gemeente Groningen de Hendrik de Vriesprijs, een literatuurprijs, ingesteld. De Vries was zelf de eerste die deze prijs in ontvangst mocht nemen.
In het beeldende werk van de Vries spelen sprookjes, nachtmerries, onheil en fascinatie voor zigeunermeisjes een grote rol. In deze tekening zijn al deze elementen verenigd: jonge meisjes die een viriel mannelijk varken berijden met een enorm geslachtsdeel dat menselijk van vorm is. De tekening vertoont gelijkenis met Roodkapje, in dat onschuldige meisjes uit moeten kijken voor het mannelijk beest dat hen wil verslinden.
zaterdag 26 juni 2010
Armand Charnay-Porchère
Onbekende maker VIII
Onbekende maker VIII - De paus berijdt een zwijn, Lutheraans Traktaat (uit ca. 1550)
Deze gravure van de paus op een varken, en met een riekende drek in zijn hand, verluchtigde het voorblad van een Lutheraans traktaat van omstreeks 1550. De dampende drol als wierookvat of reliek en een varken dat er begerige blikken op werpt. Ook hier wordt het varken gebruikt als symbool van stupiditeit en gulzigheid, vooroordelen waar het varken buiten staat, het volgt alleen zijn natuur. Wat wel klopt is dat varkens de uitwerpselen van andere dieren en ook mensen eten. In dorpen in Vietnam komt de latrine nog steeds uit in het varkenshok wat de kans op besmettelijke ziektes, zoals ook de dodelijke trichinenbesmetting, doet toenemen.
Kerkhervormer Maarten Luther, die dit traktaat schreef, had antisemitische ideeën die in nazi-Duitsland niet zouden misstaan. Betreffende het varken schreef hij: “Jullie, vervloekte joden, zijn niet waard naar de buitenkant van de bijbel te kijken, laat staan er in te lezen. Jullie zouden alleen maar die bijbel moeten lezen, die onder de staart van een varken is te vinden. Jullie zouden de letters die daar vallen moeten opslokken en naar binnen slurpen. Dat is voor profeten als jullie een bijbel die bij jullie past. Want jullie verzwelgen het Woord van God —waarnaar wij met eerbied, vreugde en vreze des Heren moeten luisteren—als zeugen en verslinden het als zwijnen.”
Tussen kerkelijke relieken en varkens bestaat een curieuze relatie: met Sinterklaas is er marsepein in de vorm van een enorm roze varken te koop, dat in stukjes verkocht wordt. Marsepein was oorspronkelijk een surrogaat voor een reliek, een stukje van het lichaam van de heilige —vandaar de kleur: roze. Men ging in de verering zo ver, dat ook etterende wonden of het ontbindend lichaam van een heilige louter heerlijke, zoete geuren zouden verspreiden — vandaar het zoete, roze marsepein.
Deze gravure van de paus op een varken, en met een riekende drek in zijn hand, verluchtigde het voorblad van een Lutheraans traktaat van omstreeks 1550. De dampende drol als wierookvat of reliek en een varken dat er begerige blikken op werpt. Ook hier wordt het varken gebruikt als symbool van stupiditeit en gulzigheid, vooroordelen waar het varken buiten staat, het volgt alleen zijn natuur. Wat wel klopt is dat varkens de uitwerpselen van andere dieren en ook mensen eten. In dorpen in Vietnam komt de latrine nog steeds uit in het varkenshok wat de kans op besmettelijke ziektes, zoals ook de dodelijke trichinenbesmetting, doet toenemen.
Kerkhervormer Maarten Luther, die dit traktaat schreef, had antisemitische ideeën die in nazi-Duitsland niet zouden misstaan. Betreffende het varken schreef hij: “Jullie, vervloekte joden, zijn niet waard naar de buitenkant van de bijbel te kijken, laat staan er in te lezen. Jullie zouden alleen maar die bijbel moeten lezen, die onder de staart van een varken is te vinden. Jullie zouden de letters die daar vallen moeten opslokken en naar binnen slurpen. Dat is voor profeten als jullie een bijbel die bij jullie past. Want jullie verzwelgen het Woord van God —waarnaar wij met eerbied, vreugde en vreze des Heren moeten luisteren—als zeugen en verslinden het als zwijnen.”
Tussen kerkelijke relieken en varkens bestaat een curieuze relatie: met Sinterklaas is er marsepein in de vorm van een enorm roze varken te koop, dat in stukjes verkocht wordt. Marsepein was oorspronkelijk een surrogaat voor een reliek, een stukje van het lichaam van de heilige —vandaar de kleur: roze. Men ging in de verering zo ver, dat ook etterende wonden of het ontbindend lichaam van een heilige louter heerlijke, zoete geuren zouden verspreiden — vandaar het zoete, roze marsepein.
Melle
- Yanke Godhelp, olieverf op paneel 73 x 62 cm (1964)
- Alice in wonderland olieverf op linnen 40 x 50 cm (1966) Stedelijk Museum Amsterdam
- Man met zwijnen, oostindische inkt op papier 50 x 65 cm (z.d.)
Melle (Nederland 1908 –76)
Geboren als Melle Oldeboerrigter in Amsterdam, begon hij al jong met tekenen, met vooral de natuur als geliefd onderwerp. Heel precies gaf hij kikkervisjes, fluitekruid en vogels weer, maar kon ook opgaan in een fantasiewereld. In een interview met Ischa Meijer in 1972 verklaarde hij dat zijn jeugd arm maar gezellig was. Zijn moeder omschreef hij als “een wijze vrouw” bij wie hij troost vond na zijn visionaire nachtmerries. Deze verschilden nauwelijks van de golven van beelden die hem in zijn latere leven overspoelden, en die hij expliciet in zijn schilderijen verbeeldde die doen denken aan het werk van Jeroen Bosch, met wie hij zich verwant voelde. Melle verzette zich tegen de label 'surrealist' die hem werd opgeplakt, zichzelf liever ‘visionair schilder’ noemend.
Overtuigd dat de mens gedreven wordt door voortplantingsdrift, de belangrijkste reden van zijn aanwezigheid op aarde. Alles zag hij beheerst door de mannelijke drift tot zaaien, en gaf daar uiting aan door in zijn werk dieren, planten, vrouwen en zelfs gebouwen van fallussen te voorzien —hetgeen hem er overigens niet van weerhield om ook vrouwelijke geslachtsorganen af te beelden.
Melle maakte nooit gebruik van voorstudies, hij schilderde alles uit zijn hoofd, breiend aan composities zonder een vooropzet plan. Voor hem bleef het resultaat van elk schilderij verrassend — 'Moet je mij nou eens zien!' zei hij dan.
In het werk van Melle speelt het varken een belangrijke rol, uiteraard altijd met opvallend erotische betekenis.
- Alice in wonderland olieverf op linnen 40 x 50 cm (1966) Stedelijk Museum Amsterdam
- Man met zwijnen, oostindische inkt op papier 50 x 65 cm (z.d.)
Melle (Nederland 1908 –76)
Geboren als Melle Oldeboerrigter in Amsterdam, begon hij al jong met tekenen, met vooral de natuur als geliefd onderwerp. Heel precies gaf hij kikkervisjes, fluitekruid en vogels weer, maar kon ook opgaan in een fantasiewereld. In een interview met Ischa Meijer in 1972 verklaarde hij dat zijn jeugd arm maar gezellig was. Zijn moeder omschreef hij als “een wijze vrouw” bij wie hij troost vond na zijn visionaire nachtmerries. Deze verschilden nauwelijks van de golven van beelden die hem in zijn latere leven overspoelden, en die hij expliciet in zijn schilderijen verbeeldde die doen denken aan het werk van Jeroen Bosch, met wie hij zich verwant voelde. Melle verzette zich tegen de label 'surrealist' die hem werd opgeplakt, zichzelf liever ‘visionair schilder’ noemend.
Overtuigd dat de mens gedreven wordt door voortplantingsdrift, de belangrijkste reden van zijn aanwezigheid op aarde. Alles zag hij beheerst door de mannelijke drift tot zaaien, en gaf daar uiting aan door in zijn werk dieren, planten, vrouwen en zelfs gebouwen van fallussen te voorzien —hetgeen hem er overigens niet van weerhield om ook vrouwelijke geslachtsorganen af te beelden.
Melle maakte nooit gebruik van voorstudies, hij schilderde alles uit zijn hoofd, breiend aan composities zonder een vooropzet plan. Voor hem bleef het resultaat van elk schilderij verrassend — 'Moet je mij nou eens zien!' zei hij dan.
In het werk van Melle speelt het varken een belangrijke rol, uiteraard altijd met opvallend erotische betekenis.
vrijdag 25 juni 2010
Gustav Ludwig Heinrich Mützel
Gustav Ludwig Heinrich Mützel (Duitsland 1839-1893)- Wrattenzwijnen, gravure uit Brehm’s Thierleben (1876)
Dankzij het verschijnen van de 2e editie van Brehms Thierleben in de jaren 1876-79 werd Mützel een gevierd illustrator, en is hij nadien niet geheel in vergetelheid geraakt. Het toendertijd zo belangrijke zoölogisch naslagwerk was zó populair dat het in 1882-87 herdrukt werd en en in vele landen werd uitgebracht en tot in de 20e eeuw een belangrijk naslagwerk was.
Zoon van een schilder, was hij aanvankelijk als fotograaf werkzaam, tot hij als illustrator doorbrak in 1870. Hij werd veel gevraagd voor illustraties in de vorm van staalgravures voor de belangrijke lexica van zijn tijd, niet alleen van dieren maar ook van ‘vreemde volkeren’ voor antropologische verhandelingen.
Vergelijk deze illustratie eens met de wrattenzwijnstudies van Wilhelm Kuhnert, mede-illustrator van Brehms Thierleben (zie 24 april 2010).
Frans Faber
Frans Faber (Nederland 1950) – Illustratie, pen en inkt (2008)
Deze tekening maakte ik voor het jeugdboek “Avonturen achter de zeedijk” (2008) van Jan van der Laan, dat zich afspeelt in en rondom Makkum. De verhalen die de drie jongens Jelke, Piet en Cor beleven berusten voor een groot deel op waar gebeurde feiten in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Voor mij was het een leuke klus dit boek te illustreren omdat ik de mensen die erin figureren (al hebben ze soms gefingeerde namen) persoonlijk heb gekend. Daar komt bij dat van der Laan een neef van mij is, en ik een zwak heb voor zijn verhalen die zich in de natuur afspelen. Wij groeiden beide op in een vissersmilieu, en de vader van Jan was ook nog jager van beroep. Jan werd later preparateur, een beroep dat hij —intussen allang gepensioneerd— nog steeds uitoefent.
‘De drie jongens maken een groep jagers wijs dat ze een wild zwijn op de Makkumerwaard hebben gesignaleerd. Ze hebben een geprepareerde zwijnenkop op een romp van rietschoven gemonteerd en door de met touwen verbonden kop op afstand te laten bewegen lijkt het in de besneeuwde bosjes net een levend dier. De niet al te slimme jager De Haan schiet uiteindelijk twee keer omdat bij het eerste schot de rechter loop de explosie niet had overleefd. “Je hebt de kop eraf geschoten”, brulde Gijs. De Haan liet zich van de rietschoven glijden en bekeek argwanend zijn eerste wilde zwijn. Pas toen hij de houten plaat achter de nek ontdekte, begreep hij hoe de vork in de steel zat.’
Frans Faber
www.fransfaber.nl
Deze tekening maakte ik voor het jeugdboek “Avonturen achter de zeedijk” (2008) van Jan van der Laan, dat zich afspeelt in en rondom Makkum. De verhalen die de drie jongens Jelke, Piet en Cor beleven berusten voor een groot deel op waar gebeurde feiten in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw. Voor mij was het een leuke klus dit boek te illustreren omdat ik de mensen die erin figureren (al hebben ze soms gefingeerde namen) persoonlijk heb gekend. Daar komt bij dat van der Laan een neef van mij is, en ik een zwak heb voor zijn verhalen die zich in de natuur afspelen. Wij groeiden beide op in een vissersmilieu, en de vader van Jan was ook nog jager van beroep. Jan werd later preparateur, een beroep dat hij —intussen allang gepensioneerd— nog steeds uitoefent.
‘De drie jongens maken een groep jagers wijs dat ze een wild zwijn op de Makkumerwaard hebben gesignaleerd. Ze hebben een geprepareerde zwijnenkop op een romp van rietschoven gemonteerd en door de met touwen verbonden kop op afstand te laten bewegen lijkt het in de besneeuwde bosjes net een levend dier. De niet al te slimme jager De Haan schiet uiteindelijk twee keer omdat bij het eerste schot de rechter loop de explosie niet had overleefd. “Je hebt de kop eraf geschoten”, brulde Gijs. De Haan liet zich van de rietschoven glijden en bekeek argwanend zijn eerste wilde zwijn. Pas toen hij de houten plaat achter de nek ontdekte, begreep hij hoe de vork in de steel zat.’
Frans Faber
www.fransfaber.nl
woensdag 16 juni 2010
Émile Bernard
HAP Grieshaber
- Hangbuikzwijn, houtsnede uit ‘Spectrum’(1964)
- Hangbuikzwijn, houtsnede 38 x 59 cm op Japans papier (1961) Graphikring Frankfurt
HAP Grieshaber (Duitsland 1909- 1981)
Helmut Andreas Paul Grieshaber was schilder en graficus, van vooral grote, abstract houtsnedes. Deze twee houtsnedes van Vietnamese hangbuikzwijntjes zijn dus een uitzondering in zijn oeuvre. Grieshaber was ook uitgever van tijdschriften, zoals ‘De Engel van de Geschiedenis’ en ‘Spectrum’, een kwartaalschrift voor originele grafiek en gedichten. en politiek en maatschappelijk zeer betrokken, agerend tegen de dictaturen in Griekenland en Chili en op het gebied van landschap en ecologie, tegen de plaatsing van kerncentrales.
Vietnamese hangbuikzwijntjes leven in China en Vietnam in moerasgebieden waar ze zich voeden met waterplanten. Met name tijdens en na de Vietnam-oorlog namen Amerikaanse soldaten massaal biggetjes mee naar huis, en zo werd dit varken hèt ‘hobbyvarken’ in de VS. Nadat die mode overging werden de huisvarkentjes massaal gedumpt in opvangcentra. Tegenwoordig is het fokken van minihangbuikzwijntjes in de mode, wat zeer ten koste gaat van hun gezondheid.
- Hangbuikzwijn, houtsnede 38 x 59 cm op Japans papier (1961) Graphikring Frankfurt
HAP Grieshaber (Duitsland 1909- 1981)
Helmut Andreas Paul Grieshaber was schilder en graficus, van vooral grote, abstract houtsnedes. Deze twee houtsnedes van Vietnamese hangbuikzwijntjes zijn dus een uitzondering in zijn oeuvre. Grieshaber was ook uitgever van tijdschriften, zoals ‘De Engel van de Geschiedenis’ en ‘Spectrum’, een kwartaalschrift voor originele grafiek en gedichten. en politiek en maatschappelijk zeer betrokken, agerend tegen de dictaturen in Griekenland en Chili en op het gebied van landschap en ecologie, tegen de plaatsing van kerncentrales.
Vietnamese hangbuikzwijntjes leven in China en Vietnam in moerasgebieden waar ze zich voeden met waterplanten. Met name tijdens en na de Vietnam-oorlog namen Amerikaanse soldaten massaal biggetjes mee naar huis, en zo werd dit varken hèt ‘hobbyvarken’ in de VS. Nadat die mode overging werden de huisvarkentjes massaal gedumpt in opvangcentra. Tegenwoordig is het fokken van minihangbuikzwijntjes in de mode, wat zeer ten koste gaat van hun gezondheid.
Gerrit Jol
Gerrit Jol (Nederland) - Kermis
De draaimolen of carrousel is tegenwoordig onschuldig kindervermaak, vroeger had het echter een heel andere betekenis. Zo waren er draaimolens speciaal voor volwassenen met zeer dubbelzinnige attributen, waaronder het varken. In mythologieën staat een (naakte) vrouw op een varken symbool voor vruchtbaarheid en geluk. In de Germaanse mythologie is het Freya, in de Griekse Baubo. Het varken stond dan symbool voor de zon, brenger van licht, vrucht en leven inde natuur, maar de rollen konden ook omgedraaid zijn, en dan stond het varken voor duisternis en nacht. Heksen werden ook afgebeeld rijdend op een varken. Kortom, in de oudheid hadden varkens een dubbelzinnige rol en ook duidelijk erotische betekenis.
De draaimolen of carrousel is tegenwoordig onschuldig kindervermaak, vroeger had het echter een heel andere betekenis. Zo waren er draaimolens speciaal voor volwassenen met zeer dubbelzinnige attributen, waaronder het varken. In mythologieën staat een (naakte) vrouw op een varken symbool voor vruchtbaarheid en geluk. In de Germaanse mythologie is het Freya, in de Griekse Baubo. Het varken stond dan symbool voor de zon, brenger van licht, vrucht en leven inde natuur, maar de rollen konden ook omgedraaid zijn, en dan stond het varken voor duisternis en nacht. Heksen werden ook afgebeeld rijdend op een varken. Kortom, in de oudheid hadden varkens een dubbelzinnige rol en ook duidelijk erotische betekenis.
dinsdag 15 juni 2010
Fernando Botero
Fernando Botero (Colombia 1932) - Stilleven met varkenskop, olieverf op doek 155 x 187 cm (1968)
Schilder en beeldhouwer van dikke figuren die vaak lijken te zweven, en daardoor geenszins zwaar lijken. Zijn schilderijen doen komisch aan en kunnen ook ontroeren, wat de reden kan zijn dat ze zo toegankelijk zijn voor een groot publiek.
In dit stilleven lijkt het varken als in een circustruc zijn kop door het laken te steken en naar de toeschouwers te lachen. De vliegen vertellen echter een ander verhaal: het hoofd is reeds in ontbinding en de lach blijkt de grijns van de dood. Het doet denken aan de roman “Lord of the Flies” van William Golding, waarin een op een eiland gestrande groep jongens een varkenskop op een stok spietsten en zodra het omringd wordt door vliegen het aanbidden als Heer der Vliegen, hetgeen een andere naam is voor Beëlzebub, of de duivel.
In plaats van de gebruikelijke appel heeft het varken hier een olijf in de bek dat, als de kop wordt opgetild, in het openstaande laatje zal rollen. Heeft iemand een idee wat het krammetje bovenin de kop van het varken betekent?
Schilder en beeldhouwer van dikke figuren die vaak lijken te zweven, en daardoor geenszins zwaar lijken. Zijn schilderijen doen komisch aan en kunnen ook ontroeren, wat de reden kan zijn dat ze zo toegankelijk zijn voor een groot publiek.
In dit stilleven lijkt het varken als in een circustruc zijn kop door het laken te steken en naar de toeschouwers te lachen. De vliegen vertellen echter een ander verhaal: het hoofd is reeds in ontbinding en de lach blijkt de grijns van de dood. Het doet denken aan de roman “Lord of the Flies” van William Golding, waarin een op een eiland gestrande groep jongens een varkenskop op een stok spietsten en zodra het omringd wordt door vliegen het aanbidden als Heer der Vliegen, hetgeen een andere naam is voor Beëlzebub, of de duivel.
In plaats van de gebruikelijke appel heeft het varken hier een olijf in de bek dat, als de kop wordt opgetild, in het openstaande laatje zal rollen. Heeft iemand een idee wat het krammetje bovenin de kop van het varken betekent?
Diederik Kraaijpoel
Diederik Kraaijpoel (Nederland 1928) - Zomer, alkyd op paneel 81 x 101 cm (2009)
Diederik Kraaijpoel studeerde aan het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs in Amsterdam waarna hij leraar werd bij het voortgezet onderwijs. Toen de geboortegolf der studenten zich naar het noord-oosten uitbeidde, spoelde Kraaijpoel mee en werd in 1961 docent op de Academie voor beeldende kunsten "Minerva" te Groningen.
Als schilder en tekenaar houdt hij zich voornamelijk bezig met het landschap. Schilderen doet hij niet rechtstreeks naar de natuur, maar naar ter plaatse gemaakte studies en foto's. Tekeningen zijn wel buiten begonnen, maar als het weer verslechtert of de voorbijgangers hinderlijk opdringen, maakt hij ze thuis af. Zijn werkwijze volgt dus ongeveer de oude meesters. Hij beweert dat zijn werk tot de romantiek behoort. Anderen betwijfelen dat.
Kraaijpoel schrijft ook artikelen en boeken over beeldende kunst. Zijn teksten veroorzaken over het algemeen plezier, maar hier en daar klinkt knersing der tanden.
www.diederikkraaijpoel.nl
Diederik Kraaijpoel studeerde aan het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs in Amsterdam waarna hij leraar werd bij het voortgezet onderwijs. Toen de geboortegolf der studenten zich naar het noord-oosten uitbeidde, spoelde Kraaijpoel mee en werd in 1961 docent op de Academie voor beeldende kunsten "Minerva" te Groningen.
Als schilder en tekenaar houdt hij zich voornamelijk bezig met het landschap. Schilderen doet hij niet rechtstreeks naar de natuur, maar naar ter plaatse gemaakte studies en foto's. Tekeningen zijn wel buiten begonnen, maar als het weer verslechtert of de voorbijgangers hinderlijk opdringen, maakt hij ze thuis af. Zijn werkwijze volgt dus ongeveer de oude meesters. Hij beweert dat zijn werk tot de romantiek behoort. Anderen betwijfelen dat.
Kraaijpoel schrijft ook artikelen en boeken over beeldende kunst. Zijn teksten veroorzaken over het algemeen plezier, maar hier en daar klinkt knersing der tanden.
www.diederikkraaijpoel.nl
woensdag 9 juni 2010
Edward Kienholz
Edward Kienholz (USA 1927-1994) - Faux Pas, opgezet wild zwijn, gegalvaniseerd blik, draad, bronzen koffiekop en schotel, verf en polyesterhars 174x 87,6x 40 cm (1989) Coll. Kimio Jinno
Kienholz, een autodidact, maakte zijn eerste houten assemblages in 1954, die hij exposeerde in Gallery Now en Ferus Galleries in Los Angeles. In de jaren '60 begon hij met zijn tableau’s, waarin hij funk met Dada en Pop-Art combineerde, en B-films liet meedraaien om een beeld te geven van de urbane degeneratie.
Een faux pas is een overtreding van de sociale regels of etiquette, m.a.w. een blunder, meestal van een buitenstaander die bepaalde signalen verkeerd interpreteert. De Franse term betekent letterlijk ‘misstap’. Met dit werk lijkt Kienholz ‘natuur’ tegenover ‘cultuur’ te plaatsen: een gekooid opgezet wild zwijn heeft letterlijk een misstap begaan door met de voorpoten in een koffiekop te staan. Het werk parodieert de wijze waarop natuurhistorische musea de natuur presenteren in een goed geordend tableau.
Kienholz, een autodidact, maakte zijn eerste houten assemblages in 1954, die hij exposeerde in Gallery Now en Ferus Galleries in Los Angeles. In de jaren '60 begon hij met zijn tableau’s, waarin hij funk met Dada en Pop-Art combineerde, en B-films liet meedraaien om een beeld te geven van de urbane degeneratie.
Een faux pas is een overtreding van de sociale regels of etiquette, m.a.w. een blunder, meestal van een buitenstaander die bepaalde signalen verkeerd interpreteert. De Franse term betekent letterlijk ‘misstap’. Met dit werk lijkt Kienholz ‘natuur’ tegenover ‘cultuur’ te plaatsen: een gekooid opgezet wild zwijn heeft letterlijk een misstap begaan door met de voorpoten in een koffiekop te staan. Het werk parodieert de wijze waarop natuurhistorische musea de natuur presenteren in een goed geordend tableau.
maandag 7 juni 2010
Jasper Oostland
Paarse cirkels (detail), acryl op doek 100 x 100 cm (2010)
Penseelzwijn, acryl/ papier 20 x 30 cm (2009)
Penseelzwijn, acryl/ papier 20 x 30 cm (2009)
Pekari, acryl/ papier 40 x 40 cm (2003)
Jasper Oostland (Nederland 1976)
De Groninger kunstenaar Oostland plaatst dieren in menselijke situaties. Meestal zijn het kikkers, maar er komen ook andere dieren voorbij, zoals ook regelmatig het varken.
zaterdag 5 juni 2010
Marcel Warmenhoven
Otto. Styrofoam, vlas, epoxyhars 140 x 80 x 50 cm (2004) Particuliere collectie
Sus Scrofa. Styrofoam, epoxyhars, sisaltouw, sigaretten-as 115 x 65 x 45 cm (2005) Particuliere collectie
Jachttrofee. Styrofoam, epoxyhars, rotan 90 x 45 x 50 cm (2007) Hoofdkantoor OPP, Den Haag
Marcel Warmenhoven (Nederland 1954)
In 2004 gaf een Nederlands echtpaar opdracht om voor hun landgoed in Normandië een beeld te maken dat verwijst naar de culturele achtergrond van de locatie. Die wordt omgeven door uitgestrekte velden waar vlas geteeld wordt. Als tegendraads antwoord op die vraag ontwierp ik een wild zwijn waarvan de huid uit strengen vlas bestaat die met epoxyhars gefixeerd zijn op een robuuste vorm van kunststofschuim. Een beeld om de boeren die verbeten strijd voeren tegen dit schadelijke dier te tergen. De onverzettelijkheid die het uitstraalt deed de eigenaren besluiten het beest Otto von Bismarck te noemen.
Voor Sus scrofa gebruikte ik kunsthars waarin stukjes uitgeplozen sisal touw zijn geplakt. Als pigment gebruikte ik sigaretten-as.
Voor de vergader- en ontvangstruimte van het hoofdkantoor van het Ontwikkelings- en Participatiebedrijf Publieke Sector (OPP) in Den Haag in een statig achttiende-eeuws herenhuis met houten balkenplafond en monumentale schouw zocht men een beeld dat voor gasten in één oogopslag de sfeer van de ruimte zou onderstrepen. Met een knipoog naar de interieurs van welgestelden uit die tijd maakte ik een jachttrofee in de vorm van een zwijnekop boven de schoorsteenmantel. De kop is gemaakt van epoxyhars aangebracht op een vorm van styrofoam met daarin gedrenkt stukken pitriet uit de zittingen van rotanstoelen.
Marcel Warmenhoven
www.marcelwarmenhoven.nl
Sus Scrofa. Styrofoam, epoxyhars, sisaltouw, sigaretten-as 115 x 65 x 45 cm (2005) Particuliere collectie
Jachttrofee. Styrofoam, epoxyhars, rotan 90 x 45 x 50 cm (2007) Hoofdkantoor OPP, Den Haag
Marcel Warmenhoven (Nederland 1954)
In 2004 gaf een Nederlands echtpaar opdracht om voor hun landgoed in Normandië een beeld te maken dat verwijst naar de culturele achtergrond van de locatie. Die wordt omgeven door uitgestrekte velden waar vlas geteeld wordt. Als tegendraads antwoord op die vraag ontwierp ik een wild zwijn waarvan de huid uit strengen vlas bestaat die met epoxyhars gefixeerd zijn op een robuuste vorm van kunststofschuim. Een beeld om de boeren die verbeten strijd voeren tegen dit schadelijke dier te tergen. De onverzettelijkheid die het uitstraalt deed de eigenaren besluiten het beest Otto von Bismarck te noemen.
Voor Sus scrofa gebruikte ik kunsthars waarin stukjes uitgeplozen sisal touw zijn geplakt. Als pigment gebruikte ik sigaretten-as.
Voor de vergader- en ontvangstruimte van het hoofdkantoor van het Ontwikkelings- en Participatiebedrijf Publieke Sector (OPP) in Den Haag in een statig achttiende-eeuws herenhuis met houten balkenplafond en monumentale schouw zocht men een beeld dat voor gasten in één oogopslag de sfeer van de ruimte zou onderstrepen. Met een knipoog naar de interieurs van welgestelden uit die tijd maakte ik een jachttrofee in de vorm van een zwijnekop boven de schoorsteenmantel. De kop is gemaakt van epoxyhars aangebracht op een vorm van styrofoam met daarin gedrenkt stukken pitriet uit de zittingen van rotanstoelen.
Marcel Warmenhoven
www.marcelwarmenhoven.nl
Kurt Schwitters
Kurt Schwitters (Duitsland 1887 - 1948) - “Das Schwein niest zum Herzen”, gemengde techniek 28 x 23 cm (1919)
Kunstschilder, typograaf, publicist en dichter, bekend om zijn collages en klankgedichten uit de Dada, een nihilistische beweging van na de eerste wereldoorlog waarin men in woord en beeld opzettelijk irrationeel was en de algemeen geaccepteerde standaarden in de kunst afwees. De titel van deze tekening is een absurdistische uitdrukking die misschien uitdrukkingen waarin “Schweine” in een kwaad daglicht worden gesteld, parodieert. Het lijkt hier om een liefdevolle relatie tussen varken en vrouw te gaan. Wat meteen opvalt is dat zowel varken en vrouw uit dezelfde componenten zijn opgebouwd.
Het varken speelt soms de rol van Cupido in afbeeldingen die we tegenwoordig tot de kitsch rekenen. Organen van varkens worden toegepast in de geneesmiddelen-industrie voor o.a. aspirine en insuline, en ook voor de bereiding van liefdesdrankjes.... Bovendien, dankzij de varkenshartklep is menig menselijk hart gered! “Es war ein sehr begebenswürdiger Tag, an dem ich geschlachtet werden sollte.” Met deze onvertaalbare uitdrukking geeft Kurt Schwitters aan waar zijn eigen hart lag.
Kunstschilder, typograaf, publicist en dichter, bekend om zijn collages en klankgedichten uit de Dada, een nihilistische beweging van na de eerste wereldoorlog waarin men in woord en beeld opzettelijk irrationeel was en de algemeen geaccepteerde standaarden in de kunst afwees. De titel van deze tekening is een absurdistische uitdrukking die misschien uitdrukkingen waarin “Schweine” in een kwaad daglicht worden gesteld, parodieert. Het lijkt hier om een liefdevolle relatie tussen varken en vrouw te gaan. Wat meteen opvalt is dat zowel varken en vrouw uit dezelfde componenten zijn opgebouwd.
Het varken speelt soms de rol van Cupido in afbeeldingen die we tegenwoordig tot de kitsch rekenen. Organen van varkens worden toegepast in de geneesmiddelen-industrie voor o.a. aspirine en insuline, en ook voor de bereiding van liefdesdrankjes.... Bovendien, dankzij de varkenshartklep is menig menselijk hart gered! “Es war ein sehr begebenswürdiger Tag, an dem ich geschlachtet werden sollte.” Met deze onvertaalbare uitdrukking geeft Kurt Schwitters aan waar zijn eigen hart lag.
vrijdag 4 juni 2010
Ed Ubels
Maanziek (Kiwi), olieverf op paneel 30 x 40 cm (2009)
Niet koud, olieverf op paneel 25 x 20 cm (2006)
Dwaalzwijn, olieverf op paneel 21 x 21 cm (2004)
Ed Ubels (Haarlem 1944)
Lang waren mijn schilderijen van landschappen niet toegankelijk voor mens of dier. Daarin kwam verandering door een bezoek aan 't Swieneparredies in Scheemda. Ik besloot toen dat er in elk geval een relatie bestond tussen mijn landschappen en varkens. Het varken Kiwi had zeker een romantisch inslag. Deze Kune-Kune zeug, oorspronkelijk afkomstig uit Nieuw-Zeeland, belandde in mijn schilderijen in o.a. een labyrint en in een maanlandschap, beide plekken verplaatst naar mijn geliefd Ierland. Het gaf mij een goed gevoel dat Kiwi op reis mocht en in gedachten wandelde ik met haar mee door het maanlicht. Een ander geval is het schilderij ‘Niet koud’, met Sophia, een Bonte Bentheimer van 320 kilo, en een wel heel apart varken. Tijdens de fotosessie ging zij echt voor mij poseren, met zoiets van, Wat vind je van dit standje? en Hoe zie ik er zo uit? Door haar uiterlijk belandde dit varken in de sneeuw op Ameland.
Ed Ubels
www.edubels.nl
Niet koud, olieverf op paneel 25 x 20 cm (2006)
Dwaalzwijn, olieverf op paneel 21 x 21 cm (2004)
Ed Ubels (Haarlem 1944)
Lang waren mijn schilderijen van landschappen niet toegankelijk voor mens of dier. Daarin kwam verandering door een bezoek aan 't Swieneparredies in Scheemda. Ik besloot toen dat er in elk geval een relatie bestond tussen mijn landschappen en varkens. Het varken Kiwi had zeker een romantisch inslag. Deze Kune-Kune zeug, oorspronkelijk afkomstig uit Nieuw-Zeeland, belandde in mijn schilderijen in o.a. een labyrint en in een maanlandschap, beide plekken verplaatst naar mijn geliefd Ierland. Het gaf mij een goed gevoel dat Kiwi op reis mocht en in gedachten wandelde ik met haar mee door het maanlicht. Een ander geval is het schilderij ‘Niet koud’, met Sophia, een Bonte Bentheimer van 320 kilo, en een wel heel apart varken. Tijdens de fotosessie ging zij echt voor mij poseren, met zoiets van, Wat vind je van dit standje? en Hoe zie ik er zo uit? Door haar uiterlijk belandde dit varken in de sneeuw op Ameland.
Ed Ubels
www.edubels.nl
Jeff Koons
Jeff Koons (USA 1955) – Het binnenleiden van banaliteit, lindehout (1989) Coll. Stedelijk Museum, Amsterdam
Het werk van Koons, bestempeld als postmodern, camp of simpelweg als kitsch, wordt gedomineerd door de thema's banaliteit en verleiding. Met dit beeld wilde Koons het banale weer in de kunst introduceren, waarbij het varken dan symbool staat voor het alledaagse. Het achterste jongetje stelt Koons zelf voor.
Maar is het varken wel zo alledaags? In onze maatschappij is het varken eerder onzichtbaar geworden vanwege de bio-industrie. In de kunst staat het varken vaak voor ontucht, vraatzucht, luiheid en domheid. Dacht Koons dat de combinatie varken-engeltjes aanstootgevend zou zijn zoals ooit de prent van Rops een schandaal veroorzaakte? En is het voortduwen van het varken door kinderen een knipoog, of het gevolg van onwetendheid? Want in werkelijkheid zal een varken zich eerder verzetten dan dat het zich laat duwen. Aangezien zo’n varken wel meer dan 300 kilo kan worden, zal deze massa ‘alledaagsheid’ blijven waar hij staat, daar veranderen zelfs Koons beschermengeltjes niets aan.
Het werk van Koons, bestempeld als postmodern, camp of simpelweg als kitsch, wordt gedomineerd door de thema's banaliteit en verleiding. Met dit beeld wilde Koons het banale weer in de kunst introduceren, waarbij het varken dan symbool staat voor het alledaagse. Het achterste jongetje stelt Koons zelf voor.
Maar is het varken wel zo alledaags? In onze maatschappij is het varken eerder onzichtbaar geworden vanwege de bio-industrie. In de kunst staat het varken vaak voor ontucht, vraatzucht, luiheid en domheid. Dacht Koons dat de combinatie varken-engeltjes aanstootgevend zou zijn zoals ooit de prent van Rops een schandaal veroorzaakte? En is het voortduwen van het varken door kinderen een knipoog, of het gevolg van onwetendheid? Want in werkelijkheid zal een varken zich eerder verzetten dan dat het zich laat duwen. Aangezien zo’n varken wel meer dan 300 kilo kan worden, zal deze massa ‘alledaagsheid’ blijven waar hij staat, daar veranderen zelfs Koons beschermengeltjes niets aan.
Abonneren op:
Posts (Atom)